Minimalisme
Modernisme
Details
Onderwerp
Modernisme
Extra onderwerp
Titel
Modernisme
Auteur
Charles Harrison
Taal
Nederlands
Oorspr. titel
Modernism
Uitgever
Bussum: Thoth, 2000
80 p. : ill.
80 p. : ill.
ISBN
90-6868-256-3
Besprekingen
Leeswolf
Dit deeltje in de reeks 'Stromingen in de moderne kunst' staat wat afzonderlijk, omdat het geen…
Dit deeltje in de reeks 'Stromingen in de moderne kunst' staat wat afzonderlijk, omdat het geen richting met haar concrete vertegenwoordigers behandelt, maar het eigene van alle moderne stromingen theoretisch probeert te onderbouwen. Er wordt ook geen chronologische volgorde behouden, maar vanuit diverse -- hoofdzakelijk formele -- invalshoeken licht geworpen op wat modernistische werken van traditionele onderscheidt. Modernisme wordt als een eigen artistieke traditie beschouwd, zij het dan één die voortdurend op gespannen voet staat met de bredere, omringende cultuur. Modernistische kunst staat sceptisch tegenover elke vaste relatie tussen een schilderij en het onderwerp ervan. Wat traditioneel als beperking van het medium schilderen werd beschouwd (een plat oppervlak, de vorm van de lijst, de eigenschappen van de verfstoffen) wordt in het modernisme een positieve factor gevonden, met een eigen intellectuele en emotionele waarde. Aan de hand van twee verwante en toch grondig verschillende vrouwenportretten van omstreeks 1870 door Manet resp. Carlos Duran toont de auteur hoe ook de positie van de toeschouwer inzet is van het moderne kunstwerk. Kritisch zelfbewustzijn, effect en gevoel, de scheiding tussen modernisme en realisme worden bepalende factoren.
De auteur bespreekt de kenmerken van het modernisme aan de hand van wat drie grote kunstcritici en -theoretici uit de 20e eeuw erover hebben geschreven: Clive Bell, Roger Fry en vnl. Clement Greenberg. Volgens Bell wordt de emotionele reactie op een kunstwerk niet zozeer bepaald door wat erop wordt afgebeeld, maar door de manier waarop het is afgebeeld. Deze significante vorm zorgde ook voor een autonome benadering van de kunst, los van de maker en zelfs van de sociale wereld. De verwantschap met de kunst der primitieven gaf de radicale kunstenaars de kans te ontsnappen aan traditie en geschiedenis en -- belangrijk voor de abstracte en kubistische schilders -- de nadruk te leggen op interne factoren en compositiemethodes. In het baanbrekende werk van Jackson Pollock onderkende Greenberg een 'puur optische' ruimte, waarin geen plaats meer is voor figuratieve componenten. Volgens de modernistische theorie worden de grenzen van het medium daardoor nog beter in acht genomen. Pas het automatisme van de esthetische inhoud maakt het kunstwerk waardevol, ook als getuige van zijn tijd. De toeschouwer moet de betekenis tijdens zijn reactie op het werk voelen of ontdekken.
In de jaren '60 kwam er kritiek op Greenbergs autonome modernistische opvattingen door kunstenaars die vonden dat het kunstwerk een te eenzame plaats begon in te nemen om nog een openbare cultuur te voeden. Het driedimensionale werk van de minimalisten en het bewust 'theatrale' werk van de postmodernisten vormen een breuk met een eeuw modernisme. Harrison geeft een schitterend overzicht van de modernistische theorie. Uitstekend gekozen afbeeldingen van heel diverse kunstwerken zorgen ervoor dat de lezer en toeschouwer in de soms abstracte formuleringen toch de band met de realiteit van de modernistische kunst bewaart. [Erik de Smedt]
De auteur bespreekt de kenmerken van het modernisme aan de hand van wat drie grote kunstcritici en -theoretici uit de 20e eeuw erover hebben geschreven: Clive Bell, Roger Fry en vnl. Clement Greenberg. Volgens Bell wordt de emotionele reactie op een kunstwerk niet zozeer bepaald door wat erop wordt afgebeeld, maar door de manier waarop het is afgebeeld. Deze significante vorm zorgde ook voor een autonome benadering van de kunst, los van de maker en zelfs van de sociale wereld. De verwantschap met de kunst der primitieven gaf de radicale kunstenaars de kans te ontsnappen aan traditie en geschiedenis en -- belangrijk voor de abstracte en kubistische schilders -- de nadruk te leggen op interne factoren en compositiemethodes. In het baanbrekende werk van Jackson Pollock onderkende Greenberg een 'puur optische' ruimte, waarin geen plaats meer is voor figuratieve componenten. Volgens de modernistische theorie worden de grenzen van het medium daardoor nog beter in acht genomen. Pas het automatisme van de esthetische inhoud maakt het kunstwerk waardevol, ook als getuige van zijn tijd. De toeschouwer moet de betekenis tijdens zijn reactie op het werk voelen of ontdekken.
In de jaren '60 kwam er kritiek op Greenbergs autonome modernistische opvattingen door kunstenaars die vonden dat het kunstwerk een te eenzame plaats begon in te nemen om nog een openbare cultuur te voeden. Het driedimensionale werk van de minimalisten en het bewust 'theatrale' werk van de postmodernisten vormen een breuk met een eeuw modernisme. Harrison geeft een schitterend overzicht van de modernistische theorie. Uitstekend gekozen afbeeldingen van heel diverse kunstwerken zorgen ervoor dat de lezer en toeschouwer in de soms abstracte formuleringen toch de band met de realiteit van de modernistische kunst bewaart. [Erik de Smedt]
NBD Biblion
Drs. J. Kleisen
Dit deel van deze serie geeft inzicht in de vernieuwende kunststromingen vanaf de negentiende eeuw.…
Dit deel van deze serie geeft inzicht in de vernieuwende kunststromingen vanaf de negentiende eeuw. De ontwikkeling begon toen jonge schilders zich gingen verzetten tegen het traditionalisme, dat zij ervoeren als onveranderlijk en dwingend; zij hadden meer vertrouwen in de bruikbaarheid van hun eigen zintuiglijke ervaringen en emoties. Filosofisch gingen hun ideeën terug op de Verlichting, de Franse Revolutie en de Romantiek. Zijn beschrijving van de leidende gedachten en ontwikkelingen voorziet hij van citaten van tijdgenoten en anderen en van voorbeelden. Hij laat zien hoe de kunstenaars steeds minder beoogden de realiteit weer te geven en hoe het kunstwerk zo naar autonomie toegroeide. Modernisme blijkt uiteindelijk neer te komen op de gedachte dat een artistieke vorm op zichzelf kan staan. Terloops komen alle -ismes van de laatste twee eeuwen aan de orde. Via Picasso en Miró eindigt Harrison met schilders als Pollock, Rothko en Newman. Harrisons betoog vraagt van de lezer enige bekendheid met moderne kunst. De zestig kleurenillustraties verduidelijken en versterken zijn betoog. Met register.