Details
334 p. : ill.
Besprekingen
De Morgen
Stel dat Geoff Dyer (°1958) een klusjesman was, dan zou je in je nopjes zijn met zijn capaciteiten. Je zou de man vragen je muren te schilderen, hem een elektriciteitspanne laten fiksen, een meubel laten polieren of je tuinpad laten aanleggen. Dyer is namelijk nogal een alleskunner. Maar Dyer is géén klusjesman. Hij is een Britse schrijver en essayist pur sang. Maar ook in dat eerbare metier toont hij zich een duivel-doet-al, een kerel die heel uiteenlopende onderwerpen en genres bij de lurven pakt en ze met veel sprankeling en jaloersmakend gemak tot een goed einde brengt.
Met veel branie is de hyperveelzijdige Geoff Dyer sinds kort in het Nederlandse taalgebied geïntroduceerd en heeft hij onverwachte fans versierd. Zijn onnavolgbare, 'steeds sluwe en tegelijk vrolijke' essays spetteren alle kanten op.
In Uit pure woede werd getreuzel tot geestige, heroïsche proporties opgeblazen, net als schrijversangsten en het gevaar van 'heerlijke afleidingen'. Naam maakte hij ook met het associatieve, bijna improviserende De laatste dagen van Roger Federer. Maar Dyer schreef ook talloze romans en studies over fotografie, film en jazz, terwijl ook zijn verblijf als writer-in-residence op het supervliegdekschip, de USS George W. Bush, in Another Great Day at Sea furore maakte.
Cowboypak
Dyer, die afwisselend in Los Angeles (waar zijn vrouw hoofdcurator is van Saatchi Art) en Engeland woont, blijft een oer-Brits specimen, gepokt en gemazeld in tradities. Al heeft hij zich daar ook aan ontworsteld. Dat demonstreert hij in Huiswerk, zijn memoir dat in Nederlandse vertaling zijn wereldpremière beleeft en pas eind mei in het Engels verschijnt. Een compact én intens boek waarin hij ons meanderend langs sleutelmomenten van zijn al bij al blijmoedige jeugd leidt. Dyer toont zwierig hoe hij de gedurig nieuwsgierige persoon werd die hij nu nog steeds is, gevlast op het aandikken van zijn kennis en verzamelingen, met een voortdurend bijgeslepen blik op de wereld.
Dyer groeide op in Cheltenham (Gloucestershire, nabij de Cotswolds), als kind van een metaalbewerker - die de ontslagrondes aan elkaar reeg en de gierigheid ingelepeld kreeg - en een angstige moeder, werkzaam in de cafetaria van de plaatselijke school. De jaren zestig en zeventig wekt Dyer op bijna obsessief inventariserende wijze tot leven via films, tv-series en artefacten als instructieve theeprentjes of kauwgomkaartjes: 'Ze herinneren ons eraan hoe educatief het Britse leven toen was.'
De ravottende jongen is bezeten van de ruimte, van parachutespringen, van Airfix-modelbouwdozen (die hij meestal duchtig verknoeit), miniatuurslagvelden of onderwaterwerelden. Maar het patina van de tijd liegt niet. "We berusten erin dat we dingen verliezen - op straat, in de stad, op vakantie, in treinen en luchthavens - maar we verliezen ook spullen die het veilige huis nooit verlaten. Dingen verdwijnen gewoon, ze vervagen tot niets."
En passant schetst Dyer hoe het naoorlogse Engeland ook kampte met een gebrek aan combattiviteit en hoop, hoe er gehamsterd werd of de beurs op de knip bleef. Het ziekelijke kind - 'vreselijk eczeem' - ontkomt ook niet aan de wrattenepidemie in het plaatselijke zwembad. En hoe zat het met de functie van de 'voorkamer' in het ouderlijk huis, waar alles ongerept maar nutteloos te pronk stond? Of de rook die de kolenkachel in de woonkamer verspreidde? Symboliseerde de intrede van de douche in huis sociale opgang? Dyer schrijft gloedvol over nog zo'n grote gebeurtenis: de komst van de Vauxhall Victor in het gezin. Op de coverfoto prijkt Dyer 'in een cowboypak voor de auto, alsof ik buiten voor de klapdeuren van een saloon in een western sta'.
Kaarten voor geld
Sluipenderwijs ontstaat een spanningsveld tussen zijn afkomst en de zich tot boekenwurm ontpoppende jongen. 'We konden nog met elkaar praten,' zegt hij over zijn ouders, 'maar het belangrijkste wat ik wilde delen, was precies dat rijke gevoel van hoeveel niet kon worden gezegd.' Wanneer het examen voor het gymnasium zich als intellectuele springplank aandient, raakt die wrevel op de spits gedreven. Dyer mag naar Cheltenham Grammar School. Hij gaat loos over de beproevingen en geneugten van het tienerleven, met bijvoorbeeld die 'zweem van seksuele belofte' die aan filmbezoek vastkleefde, het kaartspelen voor geld, de hang naar voetbaluitslagen op tv.
Maar het is daar dat hij zijn voorkeur voor literatuur, bier en progrock ('de rijkelijk gestoffeerde albumhoezen' als 'onderzoek naar het audiovisuele afpellen') ontwikkelt en de fond legt om zijn felbegeerde toegangskaartje voor Oxford te veroveren (niet afgeremd door een kortstondige arrestatie).
Natuurlijk gaat dit boek ook over schuivende klassenverhoudingen. Je zou geen Brit zijn als je dat onderwerp uit de weg ging. Maar in tegenstelling tot de meer polariserende autofictie van Annie Ernaux, Édouard Louis of Didier Eribon, overheerst hier een speelse genegenheid. Met als orgelpunt een pakkend adieu aan zijn moeder en de geschiedenis van haar moedervlek en het nét te laat komen aan het sterfbed van zijn negentigjarige vader. Enige wijdlopigheid is Dyer niet vreemd.
Sommige exposés dreigen te verzanden in overtollige details of opsommingen van merken, series of popmuziekhelden. Maar hij schrijft het allemaal zo vloeiend op dat het uiteindelijk niet stoort. Gretig slaat Dyer zijpaadjes in, toch kom je opnieuw op de hoofdweg terecht. De warmhartige esprit van Huiswerk ontroert en charmeert, alsof Dyer ditmaal zijn gevreesde ironie meer in toom hield.
De Standaard
Stap een willekeurige boekhandel in het Verenigd Koninkrijk binnen en je wordt geconfronteerd met een van 's lands obsessies: memoires. Geen kok, formule 1-piloot of gefaalde eerste minister zonder een memoir. Dat essayist Geoff Dyer nu ook een boek toevoegt aan de overladen kast herinneringsliteratuur mag verbazen. In zijn eerder werk lag de focus toch al vaak op Dyer zelf? Uit pure woede handelt net zo goed over onderwerp D.H. Lawrence als over de beslommeringen van biograaf Dyer, In De laatste dagen van Roger Federer lezen we over de laatste creatieve uitbarstingen van Ludwig van Beethoven en William Turner, maar evengoed over de ouderdomskwaaltjes van Geoff. Wat voegt Huiswerk toe aan een oeuvre waarin de auteur zichzelf sowieso schaamteloos centraal stelt?
In 2013 werd Dyer gevraagd een bijdrage te leveren aan een verzameling literaire topografische kaarten. Dyers stuk, 'The boy out of Cheltenham', was een plattegrond van zijn geboortestad. Huiswerk , zo lezen we achterin het boek, is hier de geschreven versie van. “Maar het is nog steeds een kaart.” Hoewel het boek het moeten stellen zonder hoofdstukken is het inderdaad niet moeilijk om de diverse thema's ervan onder te brengen bij de pictogrammen van deze hoogstpersoonlijke stafkaart. Er is ruim aandacht voor de icoontjes 'school' en 'thuis', maar evengoed worden 'sport', 'bier' en 'seks' uitvoerig toegelicht.
Waanzinnige strategie
Met de passie van een verzamelaar brengt Dyer zijn jeugd in kaart. Hij inventariseert daarbij alles, van modelbouwvliegtuigjes tot gekke familieleden. De waanzinnige aandacht voor details doet bij momenten vermoeden met een ontspoorde treinspotter te maken hebben. Maar net als in eerder werk schuilt er een strategie achter de waanzin. Als Dyer later bijvoorbeeld linken legt tussen het verzamelen van plastic soldaatjes en het obsessief aanleggen van een bibliotheek is het moeilijk om je niet betrapt te voelen.
Kennis vergaren, daar gaat het om. Of het nu de statistieken achterop voetbalkaartjes betreft of de verzamelde werken van Shakespeare. Centraal in Huiswerk staat scholing . Een bepalende rol is weggelegd voor een zeemkleurige enveloppe die op een dag arriveert ten huize Dyer. Het is de aankondiging dat hij slaagde voor zijn eleven plus -examen en bijgevolg naar een “grammar school” mag. “Dit was de belangrijkste gebeurtenis van mijn leven, niet alleen tot dan toe, maar voor de hele duur ervan. Alles wat er daarna is gebeurd, was zonder dit feit niet mogelijk geweest.” Als enig kind in een naoorlogs arbeidersgezin is Dyer doordrongen van klassenbewustzijn.
Die school komt slechts sporadisch ter sprake, de aandacht gaat naar het milieu waarin de auteur opgroeit en dan vooral het gezin Dyer. De ouders worden geportretteerd als liefdevolle, eerder bange mensen. Ze maken deel uit van “de bredere cultuur van eerbied en je plaats kennen”. Beiden zijn ontzettend trots op hun zoon, en voortdurend op hun hoede voor naderend onheil dat enkel zij menen te ontwaren.
Dyer beschrijft vaak hilarisch hoe volatiel de relatie tussen pubers en ouders kan worden, de echte kloof heeft evenwel niet te maken met een generatieconflict, maar met de sociale klim van zoonlief. Uiteindelijk werkt de zo begeerde scholing de verwijdering in de hand. Wanneer Geoff een van zijn eerste verhalen uit de handen van zijn vader grist, gaat dat met schaamte gepaard. Vader Dyer zou het toch niet begrijpen. “We konden nog met elkaar praten, maar het belangrijkste wat ik wilde delen, was precies dat rijke gevoel van hoeveel niet kon worden gezegd.”
In een recensie bedacht Tibor Fischer Martin Amis met het epitheton “Overlord van de Oxford English Dictionary”. Sinds Amis' overlijden kan die titel met recht naar Dyer gaan. Zijn fans krijgen met Huiswerk de sleutels tot 's mans oeuvre in handen. Hier lees je waar die befaamde taligheid vandaan komt, hoe Shakespeare in zijn bloedbaan belandde.
Net als in eerder werk bedient Dyer zich royaal van voetnoten.* In Huiswerk hanteert hij daarnaast volop de ironische overdrijving en blijkt hij, wars van wat elke schrijfopleiding verbiedt, tuk op uitroeptekens. Bij Dyer zijn dat geen leestekens om futloze zinnen kracht bij te zetten, maar blijken van uitbundige vrolijkheid. In Huiswerk lezen de zinnen als kreten van een vriend aan de andere kant van het dorpscafé.
* Vrijwel zonder uitzondering zijn het ironische terzijdes die de manische aandacht voor detail nog een laklaagje geven.